Op het moment zit ik in een heel vreemd hostel. Het lijkt een beetje op een Wes Anderson film, en het heet: Yanbaru hostel. De eigenaar had een visie: luxe in de middle of nowhere. Een plek om je thuis te voelen. Er is een club beneden, met een pooltafel, bibliotheek, tafeltennis, een podium en een bar, en daar zitten hoogstens twee gasten. Heel vreemd moet ik zeggen. Je ziet hier niemand op straat, voor 8 euro heb je heerlijk avondeten in een restaurantje waar je de enige bent, en dan ineens zo’n luxe hostel. Ik ben ook de enige in mijn vierpersoonskamer met stapelbedden. Dat maakt het feit dat ik net niet in het bed pas weer goed.
Gister ging ik de straat op om een plekje te zoeken om te gaan eten, en ik kwam iemand tegen die de kaart van het dorpje bijna tegen zijn neus gedrukt had. Met behulp van de zaklamp op zijn telefoon probeerde hij de restaurantjes op de kaart te vinden. Hij kwam uit China. Ik heb zijn naam niet onthouden. Ik kan niet eens ‘dankjewel’ zeggen in Mandarijn Chinees. Zelfs niet na 20 pogingen. Het is zo’n onbekende taal. De Chinees had een bril, een gehoorapparaat, of misschien een soort draadloze hoofdtelefoon die ik niet ken, en zijn haar hing voor zijn ogen. Hij wist waar er iets open was, en aangezien ik alleen nog maar uitgestorven dorp gezien had, ging ik mee.
Hij stuurde ons naar een café waar ik elke dag terug zou willen komen, met soulfood, huisgemaakte ginger ale, veel vegetarische gerechten, en Jack Johnson op de speakers. De eigenaar zag er uit alsof hij de hele dag op zijn surfboard had gestaan, en hij bood ons een menu in het Engels, mét plaatjes.
Mijn Chinese tafelgenoot communiceerde bijna alleen via zijn telefoon. Je moet je voorstellen dat hij dan ongeveer een halve minuut Mandarijn tegen zijn telefoon inspreekt, dan duurt het even, en dan spreekt de telefoon Engels tegen mij. Hij kon zelf enkele woordjes Engels verzinnen, maar durfde niet goed. “If we make a mistake, my teacher hit me”; zei hij. Ik moet zeggen dat ik via de telefoon toch meer begreep. Het maakte hem trouwens niet uit, hij vertelde honderduit:
Hij liet me foto’s zien van zijn leven. Heel veel vergaderingen en meetings, afgewisseld met marathons, American Football en fietsen. En zijn zoontje van drie. Hij zei; ‘in april ga ik de marathon rennen in Jerusalem, Hoe denk ik dat de situatie daar is?’ en; “Ik ben bang dat ik niet meer naar huis kan vanwege het virus in Wuhan. Heb je daar over gehoord?”
De Chinees deed een fietstocht rond Okinawa. Zijn vrouw en kind had hij in de hoofdstad van Okinawa gelaten, want hij had maar 9 vakantiedagen en hij moest toch een keer fietsen. Hij ging door, volzinnen in het Mandarijn tegen de telefoon, en dan naar mij:
“Mensen in China kunnen niet spelen. Zij kunnen alleen maar werken. Chinezen hebben geen idee hoe ze hun vrije tijd moeten inrichten. Ze kunnen alleen maar werken en rusten. Ik ga fietsen, ik ga sporten, jij denkt misschien dat het belachelijk is, maar mensen weten echt niet hoe dat moet.”
Ik kan alleen maar knikken, ik heb het gezien op TV, bij Chinese Dromen van Ruben Terlou. Een prachtig programma, waarbij ik elke keer weer versteld sta van de andere kijk op het leven die mensen in China soms hebben. Mijn tafelgenoot gaat verder:
“We moeten zo hard werken dat we geen vrije tijd hebben, dat begint al op school. Je kan niet vrij nadenken. Hong Kong is nu in het nieuws, maar in China kan je het nieuws niet lezen. Je leest alleen maar: ‘mensen in Hongkong zijn irrationeel’. Niemand leest de waarheid. Mensen geven er ook niks om. Ze werken veel te hard om na te denken hoe het echt zit. Mensen zijn helemaal lam geslagen.”
Ik heb ondertussen zeewierpannekoek besteld, en de huisgemaakte ginger ale. De Chinees bestelt noedels, en ik ben meteen bang dat ik straks tegenover een heel concert zit, niet alleen heel hard de hele tijd in zijn telefoon pratend, maar ook die noedels slurpend. Dat is de correcte manier van noedels eten, want door dat slurpen koelen ze meteen een beetje af. Handig, maar het is mij nog niet gelukt.
Ondertussen vertelt mijn tafelgenoot door: “Daarom krijgt ook niemand meer kinderen. We willen onze kinderen niet hetzelfde leven geven dat wij hebben. De Chinese bevolking daalt, en dat kwam door de één kind politiek. Maar nu die is afgeschaft, willen we geen kinderen meer krijgen. Ik wens mijn zoon van drie een betere toekomst dan het leven dat ik heb. Ik kan niks doen. Ik moet hem beschermen, klaar maken voor het leven.”
We hebben het eten gekregen, en de Chinees slurpt heel erg zachtjes. Mijn verwachtingen kloppen dus niet, hij houdt rekening met zijn internationale gezelschap. Wil je niet verhuizen? Probeer ik. Heb je andere vrienden die er net zo over denken? Hij zegt: “Nee, ik ken niemand die er ook zo over denkt. Eerlijk gezegd, mensen denken niet na, ze zijn te moe van het harde werken.” Ik denk dat hij er gewoon met niemand over praat. Dat lijkt me in China sowieso niet zo handig. Ik vraag me af of hij niet bang is dat zijn vertaalapp op zijn telefoon wordt afgeluisterd, dat er wordt meegelezen. Maar er is geen mogelijkheid om hem die vraag uit te leggen, en anders moet ik hem zelf inspreken in die vertaalapp van hem.
En dan ineens, is het afgelopen: “Ok, we gaan. Nee nee je mag niet meebetalen, in China is een vrouw die mee betaalt een belediging voor de man.” Met al mijn trainingen in interculturele communicatie moet ik wel instemmen, gelukkig was het geen duur restaurant. We lopen terug, de man zegt: “Ik ga slapen, dag.” Ik probeer nog een keer dankjewel in het Chinees te zeggen. Maar hij verstaat me niet.