Normaal schrijf ik geen reisverslagen, maar dit is toch een reisverslag, want het is een ontzettend bijzondere ervaring en ik wil het ook voor mezelf goed onthouden. Op één van onze eerste dagen in Colombia spreken we een Colombiaan die Leticia aanraadt als bestemming die we echt aan onze lijst moeten toevoegen. Het is een stadje midden in de jungle, waar je alleen met het vliegtuig kan komen. Het ligt midden in het Amazone regenwoud, en sinds we hem spreken willen we er heen. In Leticia komen we langs een schattig klein hostel die jungle tours aan biedt, ze hebben geen kamers vrij, maar na alle andere folders bestudeerd te hebben die we in de korte weg van het vliegveld naar het centrum verzameld hebben, besluiten we toch een jungle trekking van vier dagen bij dit kleine bureau te boeken. Dit is het verslag van deze tour.
Bij het boeken van de tour mogen we meteen een paar regenlaarzen uitzoeken. Dat is nodig in de Amazone, omdat het altijd modderig en nat is. En omdat je geen slangen, bloedzuigers, giftige schorpioenen of mieren in je been wil hebben natuurlijk. Op de dag van de tour komen we trots aan stampen op onze regenlaarzen, met de aangeraden lange broek, lange mouwen en één rugzakje voor twee personen. In het hostel krijgen we hangmatten, muggennetten, regenhoezen, dekens en hoofdlampjes, waardoor we alsnog met twee rugtassen door de jungle gaan banjeren. De jungle is warm, en vochtig, en heuvelachtig, binnen de kortste keren druipt het zweet van mijn neus. Het Amazone regenwoud voelt oneindig, maar je kan er niks van zien omdat je alleen maar bomen ziet. Bomen, bomen, bomen, en daar tussen kleinere bomen, struiken, planten, omgevallen bomen, en alles is groen. Het is moeilijk uit te leggen maar je ziet van alles, en eigenlijk niks. Hoewel je in de wijde natuur bent, voelt het niet vrij. Je bent bijna opgesloten tussen de bomen, er is geen uitgang, geen open plek, geen uitzichtpunt, geen overzicht. En het zit vol met beesten, waarvan je het grootste gedeelte nooit zal zien. Gelukkig maar.
Dag 1
We krijgen korting op deze trip, omdat de gids een nieuwe route gaat ontdekken met ons. We nemen niet de vaste route, maar we gaan samen op zoek naar een pad dat hij acht jaar geleden een keer heeft vrij gehakt. Avontuur!
Op de eerste dag proppen de gids, de kok, de vertaler, Laurens en ik ons in een taxi voor vier personen, de twee kleinsten delen de voorstoel, en onze bagage zit achterin. De taxi brengt ons zo ver mogelijk in het regenwoud, en we spreken af dat hij ons na vier dagen weer ophaalt tussen vier en half vijf. Laurens begrijpt uit het gesprek tussen de gids en de taxichauffeur dat hij niet verder hoeft te wachten als we er om half 5 nog niet zijn. In dat geval hebben we misschien een dagje extra nodig. Het zal wel, avontuur! De taxichauffeur maakt nog een foto van ons groepje en hoppa we lopen de jungle in. Na een paar honderd meter merk je al hoe zwaar dat is, berg op, berg af. Na drie uur banjeren komen we bij een riviertje waar we gaan lunchen.
De gids heet Carlos, hij is 30 jaar en sinds zijn 13e zorgt hij voor zijn familie in het grote Amazone regenwoud. Zijn vader overlijdt door een grote vallende boom, één van de gevaren van het leven in de jungle, en hij neemt de zorg voor zijn moeder en jongere broertjes over. Hij kent het regenwoud door en door, ziet alle dieren en sporen van dieren, en weet wat de gevaren en valkuilen zijn. Aan de start van de route legt hij ons uit dat we niet bang moeten zijn voor het regenwoud; “Madre Selva zorgt voor ons, als wij voor haar zorgen. Alles is hier in de natuur, wat we nodig hebben om te overleven, moeder natuur, of moeder oerwoud, zal er voor zorgen dat het ons aan niks ontbreekt.” Een half uurtje na zijn uitleg vinden we een grote vrucht van de Kaimo boom op ons pad. Deze boom geeft eens in de vijf jaar een vrucht, en deze is precies mooi rijp. Als Carlos hem opent zitten er precies vijf partjes in, voor elk van ons één. Ik ga geloven in Madre Selva of moeder oerwoud.
We vinden het pad dat Carlos acht jaar geleden heeft vrij gehakt, met de hulp van een paar aanwijzingen van de beheerder van het eerste pad waar we op lopen. Zodra we dit vinden, lopen we niet meer over een pad in het oerwoud, maar hakken de gids en de kok de weg vrij met grote machetes, zodat dit pad, of ‘trotcha’ zoals het hier heet, later weer te vinden is.
Om 3 uur ’s-middags, na uren lopen en het pad zoeken, besluiten onze begeleiders dat we op zoek moeten gaan naar een plek om het kamp op te zetten. Waar we nu zijn is geen geschikte plek, want hier komt water uit de grond, en het kan er wel eens spoken door de geesten van het oerwoud die hier rondzwerven. Onze uiteindelijke kampeerplek staat ook bekend om geesten en dwalende zielen, maar er wordt besloten dat onze geestelijke conditie positief genoeg is om dat aan te kunnen. Carlos en de kok hakken met hun machetes een kampeerplek vrij en leren ons hoe we onze hangmatten in muskietennetten aan de bomen kunnen hangen. Omdat we niet genoeg touw bij ons hebben voor alles wordt er touw gemaakt van een boom die dichtbij staat. Ik denk aan al die jaren dat ik afleveringen van Ray Mears heb gekeken op Discovery Channel. Nu is het echt! Ik ben zelf hier in het regenwoud en slaap in een hangmat aan touw dat ik net zelf heb gemaakt!
Ik ben blij dat we gestopt zijn met wandelen in die bloedhete laarzen, maar zodra ik ze even uit heb en op mijn slippers probeer bij het kampvuur te zitten merk ik dat dat geen goed idee is. Deze laarzen gaan het worden voor ons, zodra we niet in de hangmat in het muskietennet zitten hebben we laarzen aan, het is niet anders. Op slippers word je helemaal lek geprikt door muggen, mieren, en je bent veel te kwetsbaar voor slangen en ander gespuis. Dus hop, natte sokken weer aan, laarzen weer aan, het is niet anders. Ik val bijna in slaap direct na het avondeten. Het is natuurlijk ook pikdonker, je ziet geen hand voor ogen als je niet bij het kampvuur zit.
De gids heeft hier een oplossing voor; hij gebruikt traditionele medicijnen om wakker te blijven, as die je door je neus blaast en verpulverde coca bladeren die je in je wang stopt. Vanavond vertelt hij verhalen, en mogen wij het spul ook proberen. Hij zegt er wel bij dat het niet echt beleefd is om te weigeren, en dus gaat het hop de neus en de wang in. Ik wordt er wel wakker van, maar alsnog wil ik het allerliefst gewoon mijn hangmat in.
Als je naar de WC moet, moet je een ander informeren dat je gaat en goed met je hoofdlamp kijken voor slangen en ander gespuis voor je gaat. ’s-Nachts betekent dat dus dat je iemand anders wakker moet maken zodat die in de gaten kan houden of je wel terug komt. Mijn oplossing; ik ga ‘s-nachts niet naar de WC. Ook moeten we allemaal luisteren of we de jaguar horen. De gids doet het geluid voor, en als we iets horen, ook iets anders opvallends, moeten we meteen de gids wakker maken, heel stil blijven liggen en allemaal met de zaklampen schijnen. Mijn strategie; ik heb een telefoon met koptelefoon mee en als ik niet kan slapen, doe ik gewoon een audioboek aan om de oerwoudgeluiden te maskeren. Strategie; kop in het zand.
Dag 2
Het was een spannende nacht en ik doe de hele tijd mijn best om niet in paniek te raken. Waar is de uitgang, waar zijn we ergens, waar kan ik er uit, stel dat ik val en mijn knie bezeer. Maar je kan er niet uit. We zitten midden in het regenwoud en we gaan vandaag alleen maar dieper. De enige optie is om je er aan over te geven.
De kok maakt een heerlijk ontbijt voor ons op het kampvuur. Hij heeft en tas vol poedertjes en meel, en maakt daar pannenkoekjes, melk en arepa’s van. De kok heet Don Valdemar, en omdat Laurens met het ezelsbruggetje Lord Voldemort komt, duurt het elke keer even voor ik op zijn echte naam kom. Hij is 58 jaar en sterk als een beer. Hij loopt achteraan met een machete en de tas vol eten en pannen. Carlos loopt voor aan, samen houden ze ons in de gaten. De vertaler heet May, of Majerlie in het Colombiaans, en ze is 21 jaar. Met vrolijke ogen en een huppelpasje loopt ze met ons mee en probeert alles te vertalen wat Carlos en Don Valdemar zeggen. Op deze trip gaan we veel Spaans leren. May is vrijwilliger in het hostel waar we mee reizen, en in ruil voor onderdak en eten gaat ze als vertaler op allerlei avonturen mee.
We pakken de hangmatten in en gaan weer op weg, op naar de Calderón rivier. We komen een groter pad tegen en hoeven niet meer onze weg vrij te hakken door het regenwoud. Af en toe gooit Carlos zijn tas af en duikt het regenwoud in. Wij denken eerst dat dat is om “regenwoud-kip” te vangen, aangezien we die de hele tijd horen. Maar we begrijpen later dat hij het pad zoekt dat we zouden moeten nemen naar de Calderón rivier. Het is overgroeid na al die jaren, en het is niet makkelijk om terug te vinden. Het pad dat we nu lopen gaat glibberheuvel op, glibberheuvel af, en op een gegeven moment zien we de aanduiding ‘Arare’ of één van de bomen. Aha! Zegt Carlos, een nieuwe trotcha, een nieuw pad van de Arare stam! Dat is mooi! Hij glundert, en wij beseffen nu pas dat hij de hele tijd geen idee heeft waar we precies zijn. Dat wisten we van te voren, maar zo diep in het regenwoud is het toch een beetje verontrustend. We zijn ook blij dat het van de Arare stam is, want gisteravond heeft hij verhalen verteld over andere stammen die hier leven die als waarschuwing je vinger afbijten als je te dicht in de buurt komt als outsider, of stammen die simpelweg niemand levend laten gaan omdat ze niet zulke goede ervaringen hebben met buitenlanders. Arare is goed, het is een mooi pad, en Carlos is blij.
Tussen de middag laat Don Valdemar ons vissen met stukjes kip. Misschien slaan we wel een Pirana aan de lijn, of een onderwaterslang, een mussoo, die net als een sidderaal schokken elektra geeft. Wat ik moet doen als ik iets gevangen heb weet ik eigenlijk niet, en de rest vist een stuk verderop. Ik hoop maar dat ik niets gevaarlijks vang. Dat doe ik niet, ik vang helemaal niks. Aan mijn stukje waterkant moet ik de strijd aan gaan met bijen en horzels voor de stukjes kip aan mijn haakje. Ze zitten helemaal verspreid over mijn aas. Als ik terug kom op de plek waar we zouden middageten zit alles onder de bijen en mieren. Alle tassen, al het eten, alle spullen onder de beestjes. Laurens ligt lekker in de hangmat en zegt: “vanaf hier zie ik duizenden dieren.” Ik geef hem de hengel en stuur hem een keer uit vissen, maar ook hij vangt niks. Toch zet Carlos een lekkere lunch in elkaar met rijst, linzen en de kip die eigenlijk de aas was.
De beestjes steken niet, maar ik moet mijn uiterste best doen om rustig mijn eten op te eten zonder al het vliegende en kruipende gespuis constant weg te jagen. Ik denk aan een situatie een paar weken geleden, waarbij Laurens en ik vis aten in een restaurantje waar een aantal vliegen rondhingen. Ik wilde heel graag weg van dat terras want ik hield het niet langer vol tussen de vliegen. En nu kijk ik naar mezelf, ik heb me aan de situatie overgegeven en zit op een stukje plastic in het regenwoud lunch te eten van een paar bananenbladeren, midden in een zwerm bijen en een troep mieren. We zien trouwens nog iets anders op de lunchplek; een verse voetafdruk van de jaguar. Het moet wel een verse afdruk zijn, want anders had de regen hem wel weggespoeld. Gewoon de afdruk van een kattenpoot, maar dan een tikkie groter zeg maar. Het is spannend, en van de stress en de spanning word ik stiller en stiller.
Onderweg zien we aapjes, kleine en grote, ik begrijp dat ze Bolsi Rata en Churuko heten. Ze zwaaien van boom tot boom, met en zonder babies, groot en klein. We zien ook de alfa man als een soort grote gorilla door de boomtoppen storten. Sommige aapjes zien ons en luiden het alarm. Wij zien hen, in hun grote vrije oerwoud zoals het hoort.
We lopen de hele middag door en Carlos rent nog steeds af en toe het bos in om het pad te zoeken. Rond vijf uur smiddags komen we op een kruising met een aanduiding in stokjes en lapjes. Carlos rent de ene kant op, rent de andere kant op en komt weer glimmend terug. Dit pad gaat naar het Arare dorp! En het andere pad naar de Calderón rivier! Maar hij heeft geen idee hoe lang deze paden zijn, en of we dan weer op tijd het regenwoud uit zullen komen. Uit enthousiasme is hij bereid om de hele avond door te lopen. Ook Laurens komt weer een beetje bij van de hitte, en zegt dat het vast makkelijker is om in het donker te lopen want dan is het tenminste niet zo belachelijk heet. Als toeristen hebben we de meest zwaar wegende mening, en ik wil heel graag kamp maken en uitrusten nu het nog een beetje licht is. Als we een nachtje geslapen hebben over het idee om ook op dag drie een onbekend pad te nemen, zullen we vast een betere beslissing kunnen maken.
In het kamp praten Don Valdemar en Carlos druk over de mogelijke opties. May luistert mee, zij moet straks de mogelijke opties aan ons voorleggen. Carlos wil wel de hele nacht doorrennen om te kijken hoe het pad loopt en waar het uitkomt, maar Don Valdemar waarschuwt hem. Hij kan niet mee, er moet toch iemand bij de toeristen blijven. En alleen is te gevaarlijk, wat als hij de jaguar tegen komt, of wilde zwijnen, hij heeft geen geweer bij zich, alleen de machete. En moeten ze de toeristen wel het onbekende pad afsturen, ze hebben geen idee hoe lang het is. Het zou dan kunnen dat we op dag drie wel tot na het donker door moeten lopen, en op dag vier moeten we sowieso acht uur lopen. Moeten ze dat ons wel aan doen? Ze zitten met een dilemma.
Terwijl zij dit gesprek hebben hangen wij onze hangmatten en muggennetten op. We monteren een plastic zeil boven de hangmatten, want het ziet er naar uit dat het gaat regenen vannacht. Carlos vraagt ons hoe het gaat, en met Laurens gaat het helemaal prima, hij is een echte avonturier. Ik zeg dat ik het moeilijk heb. Ik mis de luxe van thuis, ik mis een stoel om op te zitten en water uit de kraan. Als ik in het riviertje probeer te klimmen om mijn waterfles te vullen, zet ik mijn hand midden in een groepje mieren die net uit de boom geklommen zijn om te kijken wie er in hun territorium kamp aan het maken is. Ze bijten en ze bijten hard! Op hetzelfde moment zuigt mijn regenlaars zich vast in de modder van de rivier en ik kan geen kant op. Ik heb gelukkig de helderheid van geest om mijn hand in het water te steken om zo de mieren te verdrijven, maar dit moment is genoeg om de tranen naar boven te brengen. Ik ben even helemaal klaar met de jungle, het is zo zwaar!
Laurens en Carlos trekken mij en mijn regelaarzen uit de rivier en zetten me in de hangmat van Laurens; “ga hier maar even liggen schatje en kom maar even bij.” Helaas zitten er ook mieren in de hangmat van Laurens en die bijten. Het zijn gemene mieren. Ze zetten hun kaken in je vel en ze laten niet los. Als je ze van je af plukt blijft het hoofd gewoon in je vel zitten. Het geluk is dat ze niet giftig zijn, want die bestaan ook nog hier. Stel je voor! Het hele kamp zit ondertussen vol met mieren, de tassen, de sokken die te drogen hangen, de buitenkant van de muskietennetten. Als je je muskietennet open hebt laten staan zitten ze ook aan de binnenkant. We zagen ze niet dat we aankwamen want toen zaten ze nog lekker in hun nest boven in de boom. Gelukkig werkt de muggenspray met Deet wel tegen de mieren. Als je dat sprayt vallen ze half verdoofd naar beneden. Ik zal de hele nacht met de muggenspray en mijn hoofdlampje in mijn armen slapen, en elke keer als ik wakker word spray ik voor de zekerheid een toefje in de hoek van de hangmat, waar de mieren theoretisch via het touw de hangmat in zouden kunnen klimmen.
Nadat de mannen even mijn paniek hebben gezien, besluiten ze; we kunnen maar het beste dezelfde weg terug nemen en bij de beheerder in huis een echt bed boeken voor de toeristen, want de jungle valt zwaar bij deze stadse meid. May legt ons uit wat de mogelijke opties zijn, en we mogen tot de volgende ochtend nadenken over wat we gaan doen. Na het eten vertrek ik meteen naar het mierloze terrein van mijn hangmat in het muskietennet, en ik verklaar dat ze me in dit muskietennet de jungle uit mogen tillen, want het is wel even goed.
Ik wil niet lastig zijn, ik wil dit aankunnen. Ik kijk al jaren naar YouTube kanalen over wildkamperen en lange wandelingen maken. Nu ben ik het zelf! Ik wil niet dat ze mij een stadse meid noemen, dat ze me geruststellen met “morgen is er een echt bed en stromend water.” Ik voel me verwend en lastig. Op dit moment kan ik er niet van genieten, we hadden natuurlijk ook niet meteen een vierdaagse tocht zonder vastgelegd pad hoeven boeken, maar hee, ik ben hier ook om mijn grenzen te verkennen. Grens bereikt.
Dag 3
Met mijn insectenspray en hoofdlampje in mijn armen slaap ik lekkerder dan op de eerste nacht. Om een uur of twee ‘s-nachts gaat het regenen en Carlos en Don Valdemar springen uit hun hangmat om de plastic overkappingen van May en mij te repareren omdat ze anders water uit in onze hangmatten lekken. Ik denk nog; “dat hadden we toch beter kunnen doen bij het opzetten van het kamp?” Maar ik laat ze voor me zorgen, ze springen rond de hangmat terwijl ze mieren van zich af plukken om mij een droge nacht te bezorgen en ik ben ze zo ontzettend dankbaar. Ik voel dat ze op me letten en dat ze op ons passen. Ik voel me beschermd.
We kiezen er na een nachtje slapen voor om dezelfde route terug te lopen. We weten niet hoe lang het pad naar de rivier is, ik weet niet of ik het aan kan. Ik wil mensen thuis niet ongerust maken door een nachtje extra weg te blijven. Ik wil naar huis, ik wil naar Heemskerk. Maar dat kan ik hier natuurlijk helemaal niet zo maar zeggen, dus ik zeg: ‘ik ben er voor om naar het huis van de beheerder te lopen en daar vannacht te slapen.’
Don Valdemar en Carlos dragen mijn tas, ik moet mijn best doen om het te accepteren. Met Don Valdemar voorop gaan we op hoog tempo terug zoals we gekomen zijn. Carlos blijft even achter ons, en May raken we onderweg kwijt. Maar Don Valdemar zegt; doorlopen! Zij zijn veel sneller dan jullie! En ze lopen ook snel, de twee dagen eerder zag ik ze door het oerwoud huppelen met hun grote tassen terwijl ik mezelf zwetend de berg op sleepte. Voor we weg gingen hebben we nog wat Mambe, coca poeder, van Carlos gehad, om de weg te vergemakkelijken, en zonder mijn tas ben ik ineens 8 kilo lichter. Na een uur of twee lopen zijn we al op de plek van de lunch van dag twee, de lunch met de bijen, en Carlos en May voegen zich bij ons. We stormen door, en stoppen bijna niet om aapjes of bomen te kijken. Ook stoppen we niet om de weg te zoeken, want we gaan dezelfde weg terug. Dat zorgt er voor dat we rond vier uur smiddags al bij het huis van de beheerder van het eerste pad aan komen.
Onderweg hebben we nog wel één belangrijke taak volbracht; Laurens drinkt het helende sap van de Soerba boom, een traditioneel medicijn dat de werking van je darmen zou moeten verbeteren. Het is weer een speciaal moment. We hopen samen op een levenslange genezing, en danken Madre Selva, moeder oerwoud, voor alles wat ze ons deze trip geeft.
De beheerder van het pad is een prachtige lodge aan het bouwen in een boomgaard midden in het oerwoud. Hij kweekt allerlei soorten fruit die alleen in de amazone groeien, en is van plan om toeristen in zijn paradijsje de specialiteiten van het oerwoud te laten beleven. We hebben een echt bed, een douche en stoelen om op te zitten, een tafel om van te eten. Onze kleren zijn helemaal zuur van het zweet. Het verbaast me dat ze nog niet van narigheid uit elkaar zijn gevallen. We kunnen ze hier uitspoelen en ophangen, maar in het oerwoud droogt er natuurlijk helemaal niks.
Die avond nodigt Carlos ons nog uit voor een nachtwandeling, maar na een aantal harige tarantulas gezien te hebben en na zes keer uitglijden over de gladde klei van de boomgaard hou ik het voor gezien. Ik ga lekker terug naar de lodge, en ben ontzettend blij dat ik dat gewoon kan doen, dat we niet midden in het oerwoud kamperen, dan had ik niet de keus gehad om alleen terug te gaan. Zo gun in de rest ook nog hun wandeling. Zij komen helemaal geknoedeld terug, en moe kruipen we ons echte bed in.
Dag 4
We mogen uitslapen vandaag. De stress zit er nog goed in bij mij, maar we zijn hier wel een stuk comfortabeler. We hebben lunch en ontbijt, en in de tussentijd beschildert May mijn armen met het pigment van een lokale fruitsoort. Ik ben nu één kant alziende ogen en één kant slangenhuid. Ik mag niks meer aanraken en niet in hangmatten of bedden zitten, want ik geef ontzettend af.
Op de lodge hebben ze twee kleine puppies en een klein aapje dat nino heet. Een jager heeft hem hier gebracht omdat hij zijn moeder had geschoten. Het arme beestje is compleet getraumatiseerd en moet constant in iemands nek zitten. Hij vindt onze nekken ook wel gezellig en het is fijn om zo veel lieve dieren om je heen te hebben in plaats van alle gevaren van het regenwoud.
Na de lunch trekken we de gore troep weer aan om ons klaar te maken voor de laatste drie uur van de wandeling terug naar de bewoonde wereld. We mogen rustig aan doen, en kunnen tussendoor lekker afkoelen in de beekjes die we tegen komen. Ik ben nog niet helemaal uit de spanning, maar ik kan steeds meer genieten van de omgeving om ons heen. Wat een lieve mensen, en wat een onmetelijke natuur. Laurens is trots op me, ik heb mijn knieën heel gehouden, we zijn nog aardig tegen elkaar, en we zijn bijna weer terug in de bewoonde wereld. Het is nog drie uur ploeteren over heuvels en balanceren over boomstammen, maar het is niet erg. Elke meter die we nu lopen voelt als een meter veiliger.
Ik heb hele slechte knieën en ik zie geen diepte. Het zijn mijn wandelstokken die me op deze trip hebben gered. Elke struikel- of glijpartij kon ik opvangen met mijn wandelstokken. De stokken en Laurens’ sterke arm gaven me steun als ik over een boomstam moest balanceren om een rivier over te komen. Ik kan de diepte die ik moet stappen meten met de stokken. Ik ben blij dat het allemaal goed is gegaan en dat ik met een paar gezonde en getrainde knieën het regenwoud weer uit ben gekomen. Ik heb me wel eens afgevraagd of het onverantwoordelijk is om met zo’n zwak gestel de jungle in te gaan, maar dan dacht ik; ik kan nu nog de jungle in! Wat als ik straks ouder ben en de knieën het helemaal niet meer doen! Ik kan dit avontuur nu nog mee maken en het is een ongelooflijk mooi avontuur. Ik heb gewoon vier dagen in het Amazone regenwoud doorgebracht, beschermd en belaagd door madre Selva, moeder oerwoud, een vrouw om respect voor te hebben.
Zodra we het bos uit zijn staat de taxi voor ons klaar, die ons naar het eerste winkeltje met koud bier brengt. Iedereen krijgt bier en we zijn opgelucht! In het hostel delen we de rum en aquadiente (sterke drank), die we nog in de backpack hebben, en we halen een extra fles. De gids en de kok worden zo dronken dat ze er helemaal emotioneel van worden. Ook Laurens en ik maken een dronken ruzie. De volgende ochtend worden we blij en dankbaar wakker, weer veilig terug in Leticia stad, klaar voor nieuwe avonturen.
PS. Ik heb geen idee of ik de namen van planten of dieren goed spel 🙂




Wat een verhaal en geweldige ervaring!
LikeLike
Wat een mooi verhaal geniet er maar van groet Jan Paul Thomas
LikeLike