Ik wil echt zo graag naar huis, ik wil niet meer het gedoe van het reizen, van het liften en het inpakken, van het geen schone kleren hebben, van het haasten om te wachten. Ik wil geen nieuwe mensen meer leren kennen. De mensen die ik ken zijn leuk genoeg.
Ik wil echt nog niet naar huis. Ik ga weer precies dezelfde routine in, dezelfde fouten maken en ik voel de stress al naar mijn keel grijpen.
Ik vind er niks meer aan, elke nieuwe aap is maar een aap en elke nieuwe tocht gaat maar gewoon over een weg of een spoor. Of erger nog, in weer een vliegtuig. Ik weet dat dat thuis ook op me wacht. Weer een werkdag, weer een borrel bij Toos, weer een fietstocht door de regen.
Van thuis mis ik; familie en vrienden, de koude zee, het strand, het strandhuisje, mijn kleine fijne huisje in Wijk aan Zee.
Ik mis mijn werk niet, en ook niet mijn vrijwilligerswerk. Ik kijk op tegen belastingaangiftes en zelf voor je eten moeten zorgen. Ik mis goede muziek, festivals, dansen met vrienden. Ik zie op tegen overvolle treinen, kantoortuinen en deadlines.
Ik zie op tegen het gedoe en geregel van thuis, ik ben klaar met al het gedoe en geregel van op reis. Maar de aankomende twee dagen probeer ik er nog zo veel mogelijk van te genieten.





